Vraag 1
a. Victors
hazenlip werkt op zich niet zo heel erg belemmerend, het zijn vooral de
gevolgen van die hazenlip die het belemmerend maken. Met name voor zijn jeugd
heeft het grote gevolgen gehad. Het is de reden dat hij wordt afgestoten door
zijn moeder, ze vind zijn mond zo lelijk dat ze er niet eens naar kan kijken.
Hierom wordt hij ook in een gesticht geplaatst waar hij liefdeloos wordt
behandeld. Als hij volwassen is heeft hij er eigenlijk niet zo heel veel last
van, behalve dat mensen hem eerst een beetje raar aankijken, maar daar trekt
hij zich niet zoveel van aan.
b. Het
syndroom van Asperger heeft een groot effect op de ontwikkeling van Victors
persoonlijkheid. Mensen met het syndroom van Asperger hebben een vorm van
autisme, en dit houdt meestal in dat ze lastig contact maken met anderen en
zich moeilijk kunnen inleven in de medemens. Ook hebben ze vaak moeite met het
tonen van emoties. Bij Victor zijn deze eigenschappen duidelijk aanwezig: zo is
hij eigenlijk geen onderdeel van het dorp en zondert hij zich het liefst af van
andere mensen. Verder praat hij vaak niet eens terug als zijn huishoudster een
gesprek met hem probeert te voeren. Ook weet Victor niet wat hij moet doen of
hoe hij moet reageren als hij erachter komt dat zijn moeder is overleden.
Zonder het syndroom van Asperger zou Victor zich waarschijnlijk heel anders
gedragen in de genoemde situaties en dus kun je zeggen dat Asperger veel
gevolgen heeft gehad voor zijn persoonlijkheid.
Vraag 2
a. Door
het Aspergersyndroom heeft Victor erg weinig inlevingsvermogen in anderen en
hij bekijkt alles dan ook altijd alleen maar vanuit zijn eigen perspectief.
Hierdoor leert hij zichzelf aan wat goed
en kwaad is, terwijl veel mensen zouden zeggen dat zijn interpretatie daarvan “onjuist”
is. Ook ziet Victor niet in waarom anderen morele bezwaren hebben tegen
bijvoorbeeld het klonen van mensen en denkt hij er geen seconde over na dat het
verkeerd is om de teelballen van een pas overleden jongen af te snijden.
b. Zuster
Marthe was de enige zuster in het gesticht dat inzag dat Victor helemaal niet
debiel was maar juist heel slim. Zij heeft hem geholpen met het leren lezen en
tegen Victors vader gezegd dat Victor helemaal niet gek is, waardoor Victor uit
het gesticht werd gehaald.
Vraag 3
a. Op
de broederschool leert Victor dat God verantwoordelijk is voor alle
Natuurrampen zoals aardbevingen, tsunami’s en orkanen en dat God mensen straft.
Ook leert hij een spreuk “God geeft, God neemt”. Dit interpreteert hij echter
verkeerd, hij vat dit op dat voor elk goeds dat God doet, hij ook minstens
evenveel kwaads doet.
b. Omdat
Victor het syndroom van Asperger heeft, heeft hij moeite met zaken in
perspectief plaatsen. De broeders creëerden vooral een beeld van God als een
persoon die alwetend is en zondaars straft omdat er in die tijd werd gedacht
dat “tucht voortvloeide uit het creëren van Angst”. Victor kon dit beeld dat
hij kreeg van God niet relativeren, en zag God dan ook als de bron van alle
Kwaad. Hij zag Jesus echter wel als iemand die goed deed, waardoor hij het
beeld kreeg dat God slecht was en Jesus goed. Dit beeld hebben de broeders
(onbedoeld) aan hem gegeven en aangesterkt.
Vraag 4
a. Zijn
eerste ervaring is dat zijn ouders (De Vader) hem hebben opgesloten in een
gesticht, waardoor hij zijn ouders dus als het kwaad ziet (en dus De Vader) en
zichzelf als goed (De Zoon). Later leert hij dat God (De Vader) de bron is van
alle Kwaad en dat hij zijn zoon, Jesus (De Zoon), opoffert. Uit deze twee
ervaringen concludeert hij dat De Vader het kwade is en De Zoon het goede.
b. De
vader van Isaak Weber is Victor zelf. Eerst was het plan om mevrouw Weber te
bevruchten met het aangepaste DNA van haar overleden zoon, Gunther. Echter lukt
het Victor niet om het DNA zo aan te passen dat het gen voor doofheid eruit
wordt gehaald. Hierom besluit hij zijn eigen DNA te gebruiken, omdat daar
sowieso geen gen voor doofheid inzit. Uit
het feit dat Isaak met een hazenlip geboren wordt valt af te leiden dat Victor
inderdaad de vader is.
Vraag 5
a. Victors
fout was dat hij een mutatie over het hoofd had gezien die was ontstaan bij de
genen van de klonen, waardoor de klonen, eenmaal ter wereld, heel snel
verouderen. Elk levensjaar telt voor 15 bij de kinderen, waardoor ze maximaal
een jaar of 6 oud kunnen worden.
b. Victor
reageert heel afstandelijk op het nieuws dat zijn klonen zijn overleden. Hij
ziet ze ook alleen als klonen, als een wetenschappelijk experiment in plaats
van als zijn kinderen. Hij toont geen spoor van verdriet of rouw, het doet hem
helemaal niets. Sowieso liet hij ze vlak voor hun dood al aan hun lot over, omdat
ze niet meer interessant voor hem waren. Deze reactie is waarschijnlijk voor
het grootste deel te wijten aan het syndroom van Asperger.
Keuzeopdracht 2
- 1. Van God los
Van God los is een uitdrukking die wordt
gebruikt om naar iemand te verwijzen die gek geworden is of boven de wet staat.
Dit is voor een groot deel ook waar bij Victor, aangezien hij zich niks
aantrekt van de ethische wetten die er bestaan rondom het klonen van mensen. Ook
zit er een verwijzing in naar God, wat een belangrijk thema is in dit boek
- 2. The Good, the Bad and the Ugly
Alhoewel Engels vind ik deze titel goed
passen bij dit boek omdat het over het goede en het kwade gaat (“The Good” en “The
Bad”) en omdat Victor een hazenlip heeft, wat veel mensen als lelijk zien (“The
Ugly”).
- 3. Zo vader zo zoon
Een uitspraak die betekent dat een zoon vaak
op zijn vader lijkt. Dit geldt wel heel letterlijk voor Victor Hoppe, omdat zijn zonen letterlijk hun vader zijn, hij heeft ze namelijk gekloond. Ook is Victor Hoppe net als zijn eigen vader uiteindelijk arts geworden. Daarnaast zijn De Vader en De Zoon een belangrijk symbolisch onderdeel van “De Engelenmaker” en daarom vind ik het wel
bij dit boek passen.
- 4. Van God en alle mensen verlaten
Ook dit is een uitspraak, maar deze wordt gebruikt om te zeggen “afgelegen, stil”. Ik vind dit van toepassing op het boek, omdat Victor een eenzaam man is (en dus afgelegen en stil) en er zit een verwijzing in naar God, welke een grote rol speelt in “De Engelenmaker”.
Keuzeopdracht 3
A.
Eén persoon
met één gedachte,
kan twee zijn
na een tijdje wachten
Eén persoon
Twee gedaantes
Een kloon
Twee gedaantes
Eén persoon
Wetenschap en de techniek,
laten de mens niet meer uniek.
Marilène B.
I cloned myself on Friday night.
By Saturday at three my clone had made another clone. They both looked just like me. They walked like me and talked like me. They acted like me too. They wore my clothes and used my stuff and did the things I do. But worst of all they made more clones who then made even more, and soon my house was overrun and I was getting sore. They wouldn't do my homework, clean my room, or make my bed. They wouldn't wash the dishes, or do anything I said. Instead they sat and watched TV and played computer games. They ate up all my favorite snacks and called each other names. And now they like to stay up late and keep me wide awake. My life is wrecked, but still I hope you'll learn from my mistake. Don't ever try to clone yourself. But, if you ever do, you'd better hope your clones are not exactly just like you.
Kenn Nesbitt
|
B. Gedicht
1 gaat over klonen en de wetenschap. De boodschap is dat we moeten oppassen met
klonen omdat als we gaan klonen we niet meer uniek zullen zijn en dat is slecht
volgens de schrijver.
Gedicht 2 is Engels en gaat ook over
klonen, alleen dit keer over iemand die zichzelf echt heeft gekloond. Hij is er
niet blij mee want de klonen zijn, net als hijzelf had gedaan, zichzelf gaan
klonen. Dit is dan ook een soort van de grap in het gedicht en aan het eind
raad hij je aan dat als je jezelf kloont, dat die klonen niet op jouw lijken.
C. Beide
dingen komen qua thema en onderwerp overeen met het boek, ze gaan allebei over
klonen. Alhoewel de gedichten beide spreken over klonen als iets negatiefs,
doet Stefan Brijs dit in “De Engelenmaker” niet expliciet, hij laat je er zelf
een mening over vormen. In het eerste gedicht gaat het ook nog een beetje over
de wetenschap en de techniek en dat komt ook terug in het boek.